In het kader van dit artikel wordt voor alle vormen van ondersteuning de term “sponsoring” gebruikt, ongeacht of er sprake is van een tegenprestatie en de kwalificatie die partijen er zelf aan geven. Dat betekent bijvoorbeeld dat het verstrekken van een bepaald geldbedrag voor een project zonder dat daar enige tegenprestatie tegenover staat (‘donatie’ of ‘grant’), in het kader van artikel 6.5.3 ook als sponsoring wordt beschouwd.
 
Artikel 6.5.3 bevat overeenkomstig de beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet 2018, cumulatieve voorwaarden met betrekking tot sponsoring.
 
Ad a. Innovatieve en/of kwaliteitsverbeterende zorg
Met deze voorwaarde komt tot uitdrukking dat sponsoring is toegestaan indien zij is gericht op “extra” zaken: innovatieve en/of kwaliteitsverbeterende activiteiten die zonder sponsoring niet of moeizaam van de grond zouden komen. Of een (zorg)activiteit voor eventuele sponsoring geschikt is, moet telkens aan de hand van de omstandigheden van het geval worden bepaald. Het tijdsgewricht is daarbij een belangrijke, maar voortdurend veranderende factor. Voortschrijdend inzicht en ontwikkelingen in de praktijk moeten goed in het oog worden gehouden. Immers, een bepaalde (zorg)activiteit kan op moment X voor sponsoring in aanmerking komen, maar zoveel navolging krijgen dat men kan spreken van een ‘best practice’. Daarmee gaat deze activiteit tot de reguliere zorg behoren. Sponsoring zal dan alleen nog zijn toegestaan indien aannemelijk kan worden gemaakt dat voor deze reguliere zorg geen of geen volledige reguliere financiering  voorhanden is (zie onder ad c).

 
Ad b. Verbetering van zorg aan patiënten of bevordering van medische wetenschap
In artikel 6.5.3.b is bepaald dat sponsoring directe of indirecte verbetering van zorg aan patiënten of bevordering van de medische wetenschap tot doel moet hebben. Alleen als aannemelijk kan worden gemaakt dat uiteindelijk de patiënt langs directe of indirecte weg baat kan hebben bij de sponsoring of door de sponsoring de wetenschap kan worden gediend, is deze toegestaan. Overigens zal vrijwel altijd aan deze eis zijn voldaan als het gaat om een innovatieve of kwaliteitsverbeterende activiteit zoals bedoeld in art. 6.5.3.a.
Ter illustratie: het sponsoren van een laptop waarmee patiëntjes op de afdeling Kinderoncologie op afstand kunnen communiceren met hun omgeving kan op indirecte wijze de zorg verbeteren en het sponsoren van onderzoek naar een zeldzame genetische afwijking worden gezien als een bijdrage aan de medische wetenschap die op termijn de zorg en dus de patiënt ten goede kan komen.

 
Ad c. de sponsoring wordt in beginsel verstrekt aan rechtspersonen
Artikel 6.5.3 is van toepassing op sponsoring van projecten van samenwerkingsverbanden van beroepsbeoefenaren, zoals maatschappen of andere rechts- of samenwerkingsvormen, waarin beroepsbeoefenaren actief zijn. Te denken valt aan stichtingen opgericht door artsen ter bevordering van nascholingsactiviteiten, zorggroepen of samenwerkende huisartsen met of zonder apothekers. Het mag gaan om projecten van “informele” samenwerkingsverbanden, mits aan de zijde van de ontvanger van de sponsoring meer dan één arts of apotheker verantwoordelijk is. FT(T)O’s zijn expliciet uitgezonderd, omdat het Bestuur van de CGR het niet wenselijk acht dat FT(T)O’s worden gesponsord door vergunninghouders. Ook het geval waarin een project op verzoek van een individuele beroepsbeoefenaar wordt gesponsord en de feitelijke betaling van de sponsorgelden geschiedt aan de instelling die als werkgever van de beroepsbeoefenaar optreedt, zijn de sponsorregels van artikel 6.5.3 van toepassing. Indien de sponsoring een individuele beroepsbeoefenaar ten goede komt, wordt over het algemeen een kennelijk verkoopbevorderend oogmerk aangenomen en dient deze derhalve te worden beoordeeld op basis van paragrafen 6.2 tot en met 6.4 van de Gedragscode (zie onder andere adviesoordeel A16.037). Een uitzondering hierop betreft de sponsoring van een medisch promovendus die beperkt blijft tot de drukkosten van een proefschrift; daarvan mag worden aangenomen dat er geen sprake is van een kennelijk verkoopbevorderend oogmerk met ongewenste beïnvloeding van iemands voorschrijfgedrag, doch van een ondersteuning die tot het normale rechtsverkeer behoort.

 
Ad d. geen verplichting tot het voorschrijven, ter hand stellen of (eerder, huidig of potentieel toekomstig) gebruik van geneesmiddelen
De sponsoring valt buiten het verbod op gunstbetoon voor zover deze niet het kennelijke doel heeft het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. Derhalve is van belang dat de sponsoring niet verplicht tot het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van bepaalde geneesmiddelen.

 
Ad e. de aard en inhoud van de relatie gaan niet verder dan noodzakelijk om het beoogde doel te bereiken en financiert geen kosten die op andere reguliere wijze aan de begunstigde (kunnen) worden vergoed
Vragen of geven van ondersteuning mag niet zijn ingegeven door persoonlijk winstbejag of rechtstreekse commerciële doeleinden. Deze voorwaarde houdt nauw verband met de algemeen geformuleerde integriteitseis van sub h. Zie de uitspraak van de Commissie van Beroep in zaken B15.004/B15.03. De enkele omstandigheid dat sponsoring op enig moment kan leiden tot een persoonlijk of commercieel voordeel, staat de toelaatbaarheid niet per se in de weg. Waar het om gaat is dat zowel de vrager als gever van ondersteuning tot primair oogmerk hebben om de zorg aan patiënten te verbeteren dan wel de medische wetenschap vooruit te helpen.
Wanneer voor de activiteiten waarvoor sponsoring wordt gevraagd reguliere financiering bestaat (door bijvoorbeeld overheid, zorgverzekeraar, instelling en/of subsidiegever), betekent sponsoring additionele financiering, die tot een besparing leidt en dus mogelijk tot bevoordeling van de gesponsorde. In die gevallen is sponsoring niet toegestaan. Zie ter illustratie adviesoordeel A10.076 van 24 augustus 2010 en de uitspraak van de Codecommissie in zaak K15.004. Sponsoring is wel toegestaan als er geen, of slechts voor een deel reguliere financiering bestaat. Het sponsorbedrag mag slechts de niet door reguliere financiering gedekte kosten betreffen. De vergunninghouder-sponsor dient te motiveren waarom het project niet uit reguliere en/of vergoede zorg kan worden gefinancierd.
Zaken die behoren tot de normale praktijk- of bedrijfsvoering moeten uiteraard door de betrokken hulpverlener of instelling zelf worden gefinancierd (bijvoorbeeld de vervanging van een verouderd computersysteem of de inrichting van de praktijkruimte). Ondersteuning voor de aanschaf, onderhoud etc. van dergelijke zaken zou rechtstreeks leiden tot een besparing en dus een bevoordeling van de gesponsorde. Ook bijvoorbeeld de financiering van regulier gefinancierde arbeidsplaatsen moet onder dit artikel worden meegenomen. Als, bijvoorbeeld van overheidswege, budget beschikbaar is voor reguliere praktijkondersteuning bij huisartsen of voor de betrokken activiteit door de NZa een prestatiebeschrijving is vastgesteld, kan hiervoor geen sponsoring door een vergunninghouder worden verkregen.

 
Ad f: de sponsoring op integere, eerlijke en transparante wijze plaatsvindt en schriftelijk worden vastgelegd
Afspraken omtrent sponsoring moeten, voorafgaand aan de sponsoring, schriftelijk in een overeenkomst worden vastgelegd. De overeenkomst dient in ieder geval een precieze omschrijving van het te sponsoren project/activiteit (doel en inrichting van het project, eventuele start- en stopcriteria) en van de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen te bevatten, inclusief financiële onderbouwing. Ook in geval van een donatie is het van belang om een en ander schriftelijk vast te leggen, zoals bijv. het doel van de donatie en het feit dat er geen tegenprestatie tegenover staat.
Dit betekent onder andere dat de selectie van gesponsorden dient plaats te vinden op basis van transparante, objectief-inhoudelijke criteria (zie Commissie van Beroep in zaak B15.004 van 22 februari 2016, par. 4.9.1).

 
Ad g: de sponsoring mag geen prestatieplicht van de begunstigde vereisen, met uitzondering van naamsvermelding
(Financiële) ondersteuning kan mogelijk leiden tot onoorbare beïnvloeding. Ter waarborging van de onafhankelijkheid van de uitvoering moet voorkomen worden dat de begunstigde een prestatieplicht wordt opgelegd. Hiervan is uitgezonderd dat de sponsor mag verlangen dat zijn naam wordt vermeld.
Sponsoring onderscheidt zich hierbij van dienstverlening. In geval van dienstverlening (of opdrachtovereenkomst) is sprake van een tweezijdige handeling (aanbod en aanvaarding, wederkerigheid) waarbij partijen over en weer een afdwingbare prestatieplicht hebben. Bij sponsoring is sprake van een eenzijdige handeling, waarbij er geen prestatieplicht voor de gesponsorde geldt om het gesponsorde project ook uit te voeren. Dat wil niet zeggen dat de vergunninghouder geen voorwaarden (in de vorm van bepaalde tegenprestaties) aan de sponsoring mag stellen. Sponsoring zal vaak gericht zijn op het verrichten van activiteiten binnen een bepaald project waarover de gesponsorde (periodiek) een zekere verantwoording dient af te leggen (in de vorm van een rapportage, presentatie, verslag of bijeenkomst van deskundigen). De uitvoering van het gesponsorde project is daarbij echter niet of beperkt afdwingbaar. Indien niet wordt voldaan aan de sponsorvoorwaarden, zal de sponsoring op een lager bedrag of zelfs op nihil kunnen worden vastgesteld en zou terugvordering kunnen plaatsvinden op basis van onverschuldigde betaling.

 
Ad h: de sponsoring mag niet leiden tot aantasting van de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de betrokken partijen en van de sector
Deze voorwaarde vraagt waarborgen met betrekking tot een onafhankelijke uitvoering van het gesponsorde project. Degenen die bij de uitvoering van het project zijn betrokken, dienen onafhankelijk te zijn en mogen niet in dienst zijn van de vergunninghouder-sponsor (zie onder andere adviesoordelen A14.110, A16.053). Betrokkenen bij de uitvoering mogen door de vergunninghouder-sponsor worden betaald, mits de onafhankelijkheid contractueel is vastgelegd en geborgd. Eventuele contacten tussen de vergunninghouder-sponsor en de gesponsorden dienen beperkt te blijven tot hetgeen noodzakelijk en gerechtvaardigd is voor de uitvoering van het project, zoals noodzakelijke trainingen of informatie-verstrekking over bijvoorbeeld farmacovigilantieverplichtingen (zie onder andere adviesoordeel A16.092). Dit geldt tevens voor (het vastleggen van) de afspraken over (tussentijdse) evaluatie (wanneer, hoe en aan wie).
Indien het project door meerdere sponors wordt ondersteund, komt dit de onafhankelijkheid ten goede. Een bewuste beperking tot één sponsor kan de onafhankelijkheid van de gesponsorde in gevaar brengen en is dus niet toegestaan. Wel kan in het kader van een specifiek kortlopend project (bijv. ondersteuning van een pilotproject voor een bepaalde innovatieve vorm van zorg) exclusiviteit worden afgesproken. Structurele exclusiviteit moet echter worden voorkomen.